Koeien geven waardevolle signalen af. Kijk of u de koe-kenmerken kunt vinden:
‘Een dier laat veel zien aan de buitenkant, wat aan de binnenkant verkeerd gaat.’ Wij kijken bij bedrijfsbezoeken op koppelniveau naar koeien, naar uiterlijke kenmerken die hem opvallen en hem een aanwijzing geven dat er iets mis is. In het kader staat een aantal punten genoemd waar wij naar kijken bij koeien en welke conclusie wij daar aan verbinden.
DVE: Is in orde bij goede bespiering van de broek van de koe.
OEB: Als het witte gedeelte van de huid een gele kleuring laat zien is de OEB in het rantsoen te hoog. Het witte moet echt wit zijn.
Zetmeel: Te zien aan de rugvulling.
Structuur: Bij een appelvormige pens is de structuur van het rantsoen in orde, bij pensverzuring is er sprake van een peervorm; een uitgezakte pens
Suikergehalte: Is in orde bij voldoende glans op de middenhand en achterhand.
Calcium: Volle hakken geven een tekort aan.
Magnesium: Te zien aan de rugstand, bij een rug die omhoog staat is er sprake van een tekort.
Natrium: Schuimen betekent een tekort.
Kobalt: Te zien aan uitdraaiende benen (koehakkig) en een tekort aan spierkracht (wat ook veroorzaakt kan worden door een energietekort in de koe). Bij deze kenmerken zien we een tekort.
Kalium: Overmaat bij bruinkleuring van de schoft in het witte gedeelte.
IJzer: Te laag als de neus niet voldoende roze is.
Koper: Ring om de ogen bij een tekort.
Zwavel: Bij een tekort zijn scheurtjes te zien in de klauwen.
Jodium: Grauwe schoft en een rand op de neus te zien bij een slechte schildklierwerking.
Darmwerking: Stapelhoogte mest moet minimaal 3 cm zijn.
Leverproblemen: Rimpels ter hoogte van het uier op de buitenkant van de benen; de huid is te stug.
Het is belangrijk om deze afwijkingen waar te nemen en dit bij te sturen met voeding en mineralen en sporenelementen. Hierbij gebruiken wij een eigen rantsoenberekeningsprogramma. Wij gaan niet uit van koemodel, maar controleren het rantsoen via de melkcijfers. Want de koe heeft altijd gelijk. Het kijken naar koeien is heel belangrijk, maar daarnaast gebruikt hij ook hulpmiddelen “als second opinion”: om te controleren wat hij met kijken waarneemt, o.a. een thermometer om de temperatuur van de kuil te meten, een luxmeter om de lichtsterkte in de stal te bepalen en rookproeven om te zien hoe de ventilatie in de stal werkt.
Voor meer informatie, vraag Bernard Simons, via info@agrivak.nl of www.agrivak.nl